Maartse buien
Er was nog net geen weeralarm afgegeven, maar het KNMI had ons wel gewaarschuwd voor “maartse buien”. Ik heb wel wat met het woord van het weer: nooit is maart zo zoet of het sneeuwt op de boer zijn hoed en als het dondert in mei valt er dikwijls hagel bij. Toen ik zondagmorgen tegen tien uur op de club kwam, was er door de tegenstander uit Arnhem al gebeld of het hier om elf uur wel doorging, de wedstrijd van de nummer één (wij) tegen de nummer twee (zij). Ze waren onderweg en het was noodweer, vandaar dat telefoontje. Het viel mee: op een paar druppels na hielden we het keurig droog en konden we na een gelijkmaker in de laatste seconde tevreden aan het bier. Sport moet leuk zijn en dit was een hartstikke leuke wedstrijd met een terechte uitslag en, ook niet onbelangrijk: we waren weer een paar uur van de straat.
Maar niet voor alle sporters is het beoefenen van hun hobby leuk, laat staan te doen. Volgens de Stichting Sportsupport Twente moeten zo’n 300 toptalenten in deze regio ver van huis trainen en de reiskosten zelf betalen. Er is een gezin in Lattrop, waarvan drie kinderen goed kunnen volleyballen. Ze moeten twee keer per week trainen in Zwolle of Zeist en dat drukt natuurlijk enorm op de huishoudpot. Ander voorbeeld: ouders van topturnsters uit Oldenzaal leasen samen een bus, omdat het aan voorzieningen ontbreekt. Mijn zoontje kan toevallig aardig hockeyen en mag zich elke maandag melden voor de training van Oost B. Gelukkig is het “maar” in Deventer en bovendien kunnen we de lasten delen met de ouders van twee maatjes, maar toch. Van de overheid hoef je niets te verwachten: die investeert vooral in de breedtesport. En zo valt het sportieve stimuleringsbeleid van het rijk te vergelijken met maartse buien: hier en daar een paar druppels, maar vooral veel natte sneeuw.
Copyright Peter Bonder.
Kijk ook op www.twentesport.com.